Botanische fantasie

03 Oct, 2016

Op een regenachtige dag die de naam ‘zomer’ niet verdient, vertoef ik graag in de tropische kas van de Botanische Tuinen. In de broeierige warmte kan ik me dan even in een andere wereld wanen. Ik denk verlangend terug aan de oerwouden waar ik ben geweest. Planten groeien er in, op, onder en door elkaar, in een uitbundige explosie van leven. Ik fantaseer over tijden waarin avonturiers en geleerden naar de oerwouden reisden op zoek naar medicinale planten, die uiteindelijk in botanische tuinen terecht kwamen.

Botanische tuinen zijn niet altijd geweest wat ze tegenwoordig zijn. Ze hebben zich ontwikkeld en aangepast aan de behoeften van de tijd. Aanvankelijk was er behoefte aan kennis over medicinale planten voor artsen in opleiding. Later ontstond de wens om de plantenwereld overzichtelijker te maken en in te delen. Tegenwoordig is er uit noodzaak vooral aandacht voor natuurbehoud. De huidige definitie van het Botanic Gardens Conservation International (BGCI), een netwerk dat in 1987 is opgericht om botanische tuinen wereldwijd met elkaar te verbinden, luidt: ‘Botanische tuinen zijn instituten met gedocumenteerde collecties van levende planten met het doel wetenschappelijk onderzoek, conservatie, tentoonstelling en onderwijs’[1]. De oudste universitaire tuinen zijn opgericht vanaf 1543 in Italië[2]. Botanische tuinen zijn echter vaak begonnen als ‘hortus medicus’. Dit was een medicinale plantentuin bij een universiteit waar geneeskundestudenten planten bestudeerden waarvan medicijnen werden gemaakt. De eerste hortus medicus in Nederland is opgericht in 1587, door de Universiteit van Leiden. De beroemde botanicus Clusius kreeg er de leiding en hij liet de tuin met hulp van apotheker Cluyt aanleggen. Deze overleed echter een paar jaar na de oprichting. Clusius was meer geïnteresseerd in exotische gewassen dan in medicinale werking van planten en zodoende werd de tuin al snel een hortus botanicus[3]. De hortus medicus in Utrecht die is opgericht in 1639 voor geneeskundestudenten verandert ongeveer een eeuw later in een hortus botanicus. De nadruk ligt inmiddels op het in kaart brengen van de plantenwereld, waarmee de systeemtuin haar intrede doet[4].

Vanaf de 16e en 17e eeuw werden gewassen, die gevonden waren tijdens expedities naar de nieuw ontdekte gebieden in de tropen, meegenomen naar botanische tuinen in Europa. In de overzeese koloniën werden ook botanische tuinen aangelegd, om de nieuw ontdekte plantensoorten te kunnen bestuderen en economisch te exploiteren. Dit betrof gewassen zoals bijvoorbeeld koffie, thee, kruidnagel, cacao, kinine en coca[5]. Deze periode wordt ook wel aangeduid als ‘koloniale botanie’ of ‘groen imperialisme’. Er ontstond een wereldwijd netwerk van botanische tuinen, ondersteund door wetenschappers, naturalisten en avonturiers. Een voorbeeld hiervan is ’s Lands Plantentuin te Buitenzorg’, die tegenwoordig ‘Kebun Raya Indonesia Bogor’ (Java) heet. Deze tuin is gesticht met behulp van de Leidse hortus.

Vanaf halverwege de 18e eeuw ontwikkelde de botanie zich tot big business. Onder invloed van de industriële revolutie ontstond er een koloniale agrarische industrie. Zo werd bijvoorbeeld in de tuin op Java een soort coca gekweekt die afkomstig was uit Peru en die later de naam ‘Javacoca’ kreeg. Deze Javacoca voorzag o.a. de Nederlandsche Cocaïnefabriek van grondstof voor een nieuwe pijnstiller[6].

In de afgelopen dertig jaar is de nadruk op conservatie komen te liggen. De grote collecties van de tuinen bevatten zaad en/of levende planten die met uitsterven bedreigd zijn, inclusief de kennis over het kweken en verzorgen van deze planten. Hierdoor spelen ze een belangrijke rol bij het in stand houden van bedreigde plantensoorten[7].

Aan dit alles denk ik echter niet als ik genietend door de warme kas loop. Dan ben ik in een oeroud woud, omringd door de meest fascinerende vormen van leven. Ik ben op ontdekkingstocht en kom elke keer weer nieuwe planten tegen.

Bronnen: 1. Botanic Gardens Conservation International www.bgci.org 2. www.sma.unipi.it 3. www.hortusleiden.nl 4. www.universiteitsmuseum.nl 5. www.bgci.org 6. Roersch van der Hoogte A. en Pieters T. From Javanese Coca to Java Coca. An Exemplary Product of Dutch Colonial Agro-Industrialism, 1880-1920. Society for the History of Technology. 2013.

heeft zich na het voltooien van haar studie aan de Universiteit van Utrecht omgeschoold tot (westers) fytotherapeut, vanuit haar interesse voor etnobotanie en (medische) antropologie. Zij combineert empirische kennis met modern wetenschappelijk onderzoek en gaat uit van de reguliere geneeskunde. Maaike geeft consulten, trainingen en workshops en is actief voor de Nederlandse Vereniging voor Fytotherapie en het Herboristengilde.

Laat een reactie achter