Vitamine E, hoeder van meervoudig onverzadigd vet

14 Jun, 2017

Door: Fleur Kortekaas

Vitamine E beschermt, als antioxidant, meervoudig onverzadigde vetzuren (MOV). Visvetzuren zoals EPA en DHA behoren tot deze categorie onverzadigde vetzuren. MOV’s zijn extra gevoelig voor oxidatie vanwege de veelvoud aan instabiele dubbele bindingen tussen koolstofatomen (zie figuur 1). De instabiliteit, en dus de oxidatiegevoeligheid, neemt toe met het aantal onverzadigde (dubbele) verbindingen tussen de koolstofatomen in MOV’s. De behoefte aan vitamine E is daarom hoger naarmate vetzuren in grotere mate onverzadigd zijn en naarmate de totale ingenomen hoeveelheid MOV toeneemt.

Figuur 1.

Oxidatie van MOV doet het heilzame effect op de gezondheid te niet. Door oxidatie vallen de MOV’s uiteen in verschillende verbindingen. Sommigen daarvan zijn onbruikbaar voor het lichaam. De  structuur is onbruikbaar om de basis te vormen van neurotransmitters en ontstekingsremmende eicosanoïden. Maar dit is het minste om je zorgen over te maken. Sommige oxidatieproducten zijn ronduit schadelijk. Dergelijke oxidatieproducten zoals lipide hydroperoxiden en malondialdehyde beschadigen dna, beïnvloeden genexpressie en bevorderen celapoptose. Geoxideerde vetzuren dragen bij aan de ontwikkeling van tumoren en aderverkalking. Visvetzuren tegen oxidatie beschermen is dan ook echt van belang1.

Een orthomoleculair advies voor een hogere inname en/of extra aanvulling van visvetzuren gaat vaak samen met het advies vitamine E in te nemen. Tevens wordt de noodzaak benadrukt dat visoliecapsules een aanzienlijke hoeveelheid vitamine E dienen te bevatten om het ranzig worden van capsules in de verpakking te voorkomen. In de praktijk worden verschillende doseringen gehanteerd, uiteenlopend van 100 ie tot aan 250 ie. De rol die vitamine E speelt in de preventie van oxidatie in de capsule (shelf life) wordt echter overschat. Licht en bewaartemperatuur zijn bijvoorbeeld belangrijkere factoren om rekening mee te houden als het om oxidatie gaat. De toename van de vitamine E behoefte om MOV’s gedurende de spijsvertering tegen oxidatie te beschermen wordt ook overschat. Iedere gram extra inname MOV, verhoogt de vitamine E behoefte van het lichaam met een fractie (zie tabel 1). Daarentegen is vitamine E niet de enige antioxidant die MOV’s beschermt; in feite kunnen alle antioxidanten die actief kunnen zijn in vet MOV’s beschermen, zoals polyfenolen en catechines in groente en fruit, alfa-liponzuur en antioxidante kruiden zoals curcumine.

Tabel 1: Leidraad voor de vitamine E-behoefte bij extra inname van MOV.2
N.B.: Omrekeningsfactoren: 1 i.e. = 0,67 milligram alfa-tocoferol. 1 mg alfa-tocoferol is 1,49 i.e.

Een reguliere visoliecapsule bevat meestal 1 gram visolie met 18% EPA en DHA, dus 180 mg per gram. Per gram visolie is de behoefte aan vitamine E met ongeveer 0,25 mg vitamine E verhoogd. Dat komt neer op ongeveer 0,4 i.e. vitamine E per gram visolie. Dit zijn berekeningen voor gezonde mensen.

Het is onduidelijk in hoeverre deze berekening voor gezonde mensen, ook opgaat voor zieke mensen. Bij chronische ziekten is er sprake van een verhoogde oxidatieve stress in het lichaam. Bij hen zou deze vitamine E berekening enigszins verhoogd kunnen zijn. Tegelijkertijd zijn de gehalten een basishandvat voor individuele vitamine E calculatie als het gaat om verhoogde behoefte door extra MOV-gebruik in een orthomoleculair voorschrift. Het afwegen van deze berekeningen naar gelang de conditie van de patiënt en volgens het Linus Pauling gedachtegoed van optimaal doseren is een kunst en de in dit artikel aangegeven handvatten daarvoor beogen u daarbij ondersteuning te bieden.

Bronvermelding: Maestre, R., Douglass, J.D., Kodukula, S., Medina, I. & Storch, J. (2013). Alterations in the intestinal assimilation of oxidized PUFAs are ameliorated by a polyphenol-rich grape seed extract in an in vitro model and Caco-2 cells. The Journal of Nutrition, 143(3), 295-301. Raederstorff, D., Wyss, A., Calder, P.C., Weber, P., & Eggersdorfer, M. (2015). Vitamin E function and requirements in relation to PUFA. British Journal of Nutrition, 114(8), 1113-1122.

is natuurgeneeskundige en klinisch epidemioloog. Ze is als (freelance) auteur, docent en onderzoeker gespecialiseerd in het vakgebied van de complementaire, alternatieve en functionele geneeskunde. In haar werk staan kennisoverdracht en kennisontwikkeling in deze geneeswijzen centraal. Zij levert wetenschappelijke informatiediensten binnen het werkveld.

Laat een reactie achter