Slaapproblemen en genetica

02 Feb, 2022

Door Eveline van der Wel

Slaapmedicatie kan een snelle oplossing bij slapeloosheid bieden: ze zorgt vaak even voor verlichting, maar de kunstmatige slaap is van andere kwaliteit dan de normale en lost niet alles op. Op termijn is het zelfs schadelijk. Alternatieve manieren van aanpak kunnen regelmatig helpen. Maar er blijft desondanks altijd een hardnekkige groep van wanhopige slapelozen over. Vaak hebben meerdere familieleden last van slapeloosheid. Heeft het dus misschien iets te maken met de genetische aanleg van de patiënt?

In de literatuur blijkt het nodige te vinden over genetische afwijkingen en slaapproblemen. Er wordt veel onderzoek gedaan naar slaapstoornissen bij psychische stoornissen, schizofrenie, autisme en drugsgebruik. Die worden met diverse genetische imperfecties in verband gebracht. De kennis daarover breidt zich uit en er worden interessante relaties gevonden. Maar het is allemaal nog steeds summier.
Bovendien zijn de onderzoeken altijd beperkt van opzet vanwege de eisen die aan goed wetenschappelijk onderzoek gesteld worden. Men zoekt naar de invloed van één genetische variatie op één gevolg. Veel problemen zijn echter niet aan slechts één oorzaak toe te schrijven. Soms is er een ongelukkig samenspel van factoren die gezamenlijk een probleem veroorzaken. Dat zie ik regelmatig bij complexe problemen.

Er is een aantal neurotransmitters betrokken bij het ontstaan van slaap. Ik bespreek er hier omwille van de beperkte ruimte, een beperkt aantal. Als eerste wordt natuurlijk gedacht aan melatonine, het ‘slaaphormoon’. Iedereen die serieus slaapproblemen heeft of behandelt, kan echter bevestigen dat melatonine alleen niet voor slaap zal zorgen. Er zijn mensen die er alleen maar duf en depressief van worden en er helaas geen minuut meer van slapen. Ik ken zelfs mensen die er overactief van worden.
De reden dat melatonine niet bij iedereen slaap brengt, is dat melatonine niet het slaaphormoon is. Melatonine zorgt ervoor dat de hersenen de slaap-fase toestaan, niet dat iemand ook daadwerkelijk de slaapfase ingaat. In de hersenen houden verschillende delen zich bezig met slaap en waakzaamheid. Onderling remmen of stimuleren zij elkaar middels een aan-uitpatroon met een zeer snelle omslag. Dat resulteert erin dat je snel in slaap valt. Maar omdat gevaar overal loert, blijven bepaalde hersendelen altijd alert. Zo kan bij gevaar de slaaptoestand snel worden opgeheven.
Bij slapen zijn minimaal deze neurotransmitters betrokken: melatonine, adenosine, hypocretin 1 en 2, en GABA als remmende neurotransmitters, tegenover dopamine, noradrenaline, adrenaline, histamine en cortisol als activerende transmitters. De rol van serotonine is wisselend.

poweronpoweroff.com

Lees het gehele artikel vanaf pagina 24 in OrthoFyto 1/22.

Wilt u het gehele artikel als PDF bestand ontvangen? Bestel het dan hier voor € 3,50.

Bronvermelding:
1. Sakurai, T. The neural circuit of orexin (hypocretin): maintaining sleep and wakefulness. Nat Rev Neurosci 8, 171–181 (2007).
2. Nami, M. T., & Sadeghniaat, K. (2011). Understanding the interplay between neurobiochemistry of sleep-wake systems and cognition. WebmedCentral Brain 2011;2(10):WMC002361.

Verzameling van artikelen van schrijvers die op niet-regelmatige basis voor ons schrijven.

Laat een reactie achter